Actueel

Paardensportaccommodatie geen onderdeel eigen woning

Paardensportaccommodatie geen onderdeel eigen woning

De Wet IB 2001 merkt als een eigen woning aan een gebouw met aanhorigheden, voor zover dat aan de belastingplichtige of zijn huishouden als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom. Wat onder aanhorigheden moet worden begrepen staat niet in de wet omschreven. Uit de rechtspraak kan worden afgeleid dat het moet gaan om een bijgebouw dat behoort bij de woning, daarbij in gebruik is en aan de woning dienstbaar is. Of een bijgebouw bij de woning behoort is afhankelijk van diverse omstandigheden, zoals de afstand tot de woning, de bouwkundige situatie en de bereikbaarheid vanuit de woning of vanaf de bijbehorende grond.

De vraag in een procedure was of een accommodatie voor de paardensport als aanhorigheid bij de eigen woning kon worden aangemerkt. Aanvankelijk was het plan om de accommodatie bedrijfsmatig te gaan gebruiken. Er was een ondernemingsplan opgesteld op grond waarvan een omgevingsvergunning was aangevraagd. Objectieve kenmerken van de accommodatie benadrukten dat bedrijfsmatig gebruik was beoogd, aldus het hof. Daarbij werd gekeken naar de grootte van de accommodatie, de zelfstandige toegangsweg, de parkeergelegenheid voor bezoekers en de keuken met zitgelegenheid, die geschikt is voor grotere groepen. Door de ligging was zelfstandige exploitatie van de accommodatie mogelijk. Van dienstbaarheid aan de woning was bij de bouw geen sprake.

Het was vervolgens aan de eigenaar om aannemelijk te maken dat door een gewijzigd gebruik de accommodatie een aanhorigheid bij de woning was geworden. De eigenaar voerde aan dat de accommodatie was gebouwd in de stijl van de woning en wordt gebruikt door zijn echtgenote en inwonende dochter. Hij wees erop dat de accommodatie geen eigen nutsvoorzieningen en riolering had. De inspecteur bestreed dat door erop te wijzen dat de dochter van de eigenaar als hoofdgebruiker van de accommodatie elders woonde. Daarmee was niet voldaan aan de voorwaarde van gebruik door de bewoners van de woning. De accommodatie was niet dienstbaar aan de woning door het ontbreken van een functioneel verband. Het hof oordeelde dat de eigenaar niet aan zijn bewijslast had voldaan. De accommodatie was geen aanhorigheid van de eigen woning maar een afzonderlijke onroerende zaak die in box 3 viel. Gevolg was dat de op de accommodatie betrekking hebbende betaalde hypotheekrente niet in box 1 in aftrek kon worden gebracht.

Overzicht:

  • Wetsvoorstel uitbreiding bevoegdheden ondernemingsraad

    Wetsvoorstel uitbreiding bevoegdheden ondernemingsraad

    De Tweede Kamer heeft een wetsvoorstel aangenomen dat de Wet op de ondernemingsraden wijzigt. Door de wijziging wordt de bevoegdheid van de ondernemingsraad (OR) ten aanzien van de beloning van bestuurders van ondernemingen met meer dan 100 personen ... Lees verder »
  • Rulings procedureel niet altijd in orde

    Rulings procedureel niet altijd in orde

    De Belastingdienst heeft onderzoek gedaan naar de gevolgde procedure bij de afgifte van ruim 4.000 rulings met een internationaal karakter. Niet in alle gevallen zijn de interne procedures gevolgd. De procedurele fouten zijn vooral opgetreden bij de ... Lees verder »
  • Kamervragen slapende dienstverbanden

    Kamervragen slapende dienstverbanden

    Werkgevers kunnen de betaling van een transitievergoeding aan arbeidsongeschikte werknemers voorkomen door na de periode van verplichte loondoorbetaling het dienstverband niet te beĆ«indigen. Het vorige kabinet heeft een wetsvoorstel ingediend waarin... Lees verder »
  • Conceptwetsvoorstel aanvulling partnerverlof

    Conceptwetsvoorstel aanvulling partnerverlof

    In het Regeerakkoord is afgesproken om het verlof voor partners bij de geboorte van het kind uit te breiden van twee doorbetaalde dagen naar een week, met aanvullend vijf weken verlof zonder loon, maar met een uitkering van 70% van het loon. Het aanv... Lees verder »
  • Geen verrekening neveninkomsten bij loondoorbetaling

    Geen verrekening neveninkomsten bij loondoorbetaling

    Een werknemer heeft gedurende een tijdvak van 104 weken recht op doorbetaling van loon bij arbeidsongeschiktheid. De loondoorbetaling bedraagt wettelijk 70% van het vastgestelde loon en gedurende de eerste 52 weken ten minste het voor de werknemer ge... Lees verder »